Goede tweede

Enkele weken geleden kwam ik erelid Gosse Boonstra tegen in de Diekman waar hij met zijn Bornse team net gespeeld heeft. Op de vraag naar het resultaat antwoord hij monter: “Het was een wedstrijd waarin wij tweede werden en onze tegenstander een na laatste”. Klinkt als een goed verhaal. En ook erg van toepassing op de wedstrijd van Heren 1 tegen het Hellendoornse SVH – of Nijverdalse Flash, getuige de shirts die de heren droegen. Ze waren gewoon ‘net iets beter’ dan wij.

Natuurlijk hadden we graag voor een stunt gezorgd en de volstrekt ongeslagen en indrukwekkende status van het team willen doorbreken door tenminste 1 set te pakken. Ondanks het mislukken hiervan kunnen we toch wel stellen dat de montere samenvatting van Gosse over zijn wedstrijd (los van een dosis ironie) ook best van toepassing was op ons presteren. Lieten de voorgaande wedstrijden zich het best beschrijven door termen zoals “horror volleybal”, deze wedstrijd werd er toch eindelijk eens hard verdedigd zoals we dat vorig jaar in de promotie klasse ook deden. Dat resulteerde in soms lange en spannende rally’s die zo nu en dan wel en zo nu en dan niet in ons voordeel uitvielen.

Vooraf wisten we dat de kans bestond dat we een lesje volleybal zouden kunnen krijgen. Dat viel reuze mee, in die zin, dat de beste les die we leerden was dat we toch echt nog wel een beetje kunnen ballen. Een bevestiging dat het matige spel van de andere wedstrijden volledig op eigen conto te schrijven is. Als we dit niveau gehaald hadden tegen de andere tegenstanders zouden we een paar verliespuntjes minder hebben gehad. Hoe belangrijk dat is, is natuurlijk een tweede. Aan de andere kant is iedereen het er over eens dat verliezen geen enkel punt is als je wel lekker speelt.

En dat deden we. Het was in de eerste set wel even wennen aan het spelletje. Maar we kwamen veel sneller in het spel dan eerdere wedstrijden. Natuurlijk was het geen enkel probleem voor SVH om de set met ruime cijfers binnen te halen. Ons streven om in de tweede set in elk geval de 20 te passeren (iets dat nog maar zeer weinig teams gelukt is tegen de Hellendoornse ploeg), lukte net niet. We schurkten tegen de 20 aan aan het einde van de set. Het moest toch verdorie kunnen was de algemene beleving – even voor het gemak ontkennend dat de tegenstander eigenlijk nog amper echt had laten zien waar ze toe in staat zijn.

Het meest verbazende aan de tegenstander was dan eigenlijk ook dat ze zich zo druk maakten om enkele beslissingen van scheidsrechter Norbert. Hij floot rustig, ongetwijfeld niet foutloos, maar zeker ook niet partijdig. De sympathieke heren (want dat waren ze zeker) van SVH hadden dat commentaar tegen de scheidsrechter helemaal niet nodig. Zelfs al hadden ze per set 5 punten tegen gehad, dan hadden ze nog met 4-0 gewonnen. Mochten wij wat dichter bij setwinst gekomen zijn dan hadden ze ongetwijfeld elkaar aangekeken en bedacht dat ze even voor twee minuten niet met twee, maar met een vinger in de neus moesten gaan volleyballen.

Het dichter bij de setwinst komen lukte ons overigens in de derde noch vierde set. Misschien hadden we net iets te lang op de top gelopen, of had SVH door dat ze tegen ons toch iets meer gas moesten geven. Laten we het op het laatste houden, dat streelt ons ego immers meer. Puntloos verlieten we dus het veld, maar met een veel beter gevoel dan na enkele voorgaande wedstrijden waarbij wel de winst hadden gepakt. Tegen deze heren verliezen is absoluut geen schande: we hebben vorig jaar in de promotie klasse geen tegenstander getroffen die zo sterk was als SVH. Dat geeft hun aardig perspectief.

Een ander aardig perspectief is dat we nog een tweede wedstrijd tegen hen mogen spelen. Uitkijken dus naar een leuke wedstrijd, kijken of we ze een puntje kunnen afsnoepen, of misschien ze toch uit te tent lokken om te laten zien wat ze werkelijk kunnen: dat zou al een hele eer zijn. En uitkijken naar een leuke avond, omdat ze in een naar zij vertelden erg fijne zaal spelen met gezellige kantine en goedkoop bier. Nu alleen nog uitvechten wie er rijdt, of gaan we die keer wél op de fiets?